Clemens de Landtsheer
Clemens
de Landtsheer is geboren in Temse op 25 mei 1894 en gestorven in Oostende op 4
april 1984.
Hij studeerde aan het St.-Willebrordusgesticht te Temse, daarna aan het St.-Victorgesticht te Turnhout en aan de hogere Handelsschool English Club te Gent. Zijn vader was de drukker-uitgever van het Vlaamsgezind onpartijdig weekblad De Schelde; Clemens werd er mederedacteur van. De gebroeders Van Raemdonck, die in de eerste Wereldoorlog zouden sneuvelen en tot de symbolen van de IJzerbedevaart gingen behoren, waren neven dan de Landtsheer, die tezamen met hen en met andere Temsenaren , zoals Karel Schaepdrijver, deelnam aan Vlaamsgezinde studiekringen. In 1914 wilde Clemens de Landtsheer zich, net als vele van zijn vrienden, als oorlogsvrijwilliger aanmelden, maar hij kon dit niet doen, doordat hij kort daarna als gewoon milicien zou worden opgeroepen. Van 26 september 1914 tot eind september 1919 was hij soldaat, onder meer als vertaler-typist bij het Belgisch consulaat te Cherbourg (van 25 januari 1915 tot 21 november 1917) en daarna tot 24 juni 1918 in het kamp van Auvours, waar hij aan clandestiene Vlaamse actie deed. Van 24 juni 1918 af was hij aan het IJzerfront, waar hij op 20 september 1918 door gas werd aangetast.
Samen met Octaaf Bulterys, was hij van 1917 tot 1919 uitgever en redacteur van het frontblaadje Onze Temschenaars, dat een Vlaamsgezinde stem liet horen en dat onder meer de eerste bijdragen over de dood van de gebroeders van Raemdonck publiceerde. Deze bijdragen waren geschreven door Clemens de Landtsheer zelf en door dr. Oscar Dambre en geïllustreerd met de bekende tekening van Joe English, van wie de Landtsheer nog andere prenten uitgaf en verbreidde, bijvoorbeeld de Blauwvoet wat hem moeilijkheden met zijn superieuren bezorgde. In 1917 gaf hij n bidprentje uit met de foto van de gebroeders van Raemdonck en de tekening van Joe English. Zo vonden de hulde en de symboliek van de gebroeders van Raemdoncks hun oorsprong bij de Landtsheer. Hij was tegelijkertijd medewerker aan Ons Vaderland (Kales), De Stem uit België (Londen), Ons Vlaanderen (Parijs).
In 1918 stichtte hij de afdeling Temse van het Verbond der Vlaamse Oudstrijders (V.O.S.), waarvan hij tot 1920 voorzitter was. Toen in 1921 de tweede IJzerbedevaart zou plaatshebben, waarbij men de gebroeders van Raemdonck wilde herdenken, vroeg men De Landtsheer de organisatie op hem te nemen. (secretaris van de eerste bedevaart was dr. Oscar Dambre). De Landtsheer aanvaardde en dit betekende de start van zijn activiteiten als secretaris van de Bedevaart naar de Graven van de IJzer, gewoonlijk IJzerbedevaart-comite genoemd. Hij werkte als zodanig van 1921 tot 1935 te Temse en daarna tot 1 september 1960 te Kaaskerke-Diksmuide, waar in de nabijheid van de IJzertoren het secretariaat werd ingericht.
Clemens de Landtsheer werd de spil van het onvoorstelbaar vele werk bij de organisatie van de weldra sterk groeiende bedevaarten, de bouw van de toren en alles wat daarmee te maken had. Hij zorgde van 1920 tot 1959 voor de verslagboeken, gaf brochures uit, schreef talrijke artikelen, leidde de dagelijkse gang van zaken bij het bouwen; organiseerde de redding van de Heldenhuldezerkjes, de financiering van de toren, enzovoort. Van 1921 tot 1929 gaf hij ontelbare voordrachten met lichtbeelden, daarna met vertoning van de door hem samengestelde film Met onze jongens aan den IJzer en van de filmverslagen van de Bedevaart (meer dan 400 filmvoorstellingen tussen 1930 en 1941, waarbij hij vaak werd geholpen door de voordrachtkunstenaar en acteur van het Fronttoneel Juliaan Platteau). Ondertussen richtte Clemens de Landtsheer in 1922 mede de Vlaamse Toeristenbond (V.T.B.) op en was hij lid van het algemeen bestuur daarvan.
In 1929 richtte hij Flandria Film op, met de bedoeling door hem gemaakte filmreportages van Vlaamse gebeurtenissen te verbreiden en een filmarchief van Vlaamse Kunstenaars en wetenschapsmensen aan te leggen. Flandria Film werkte tot mei 1940.
In 1930 werd hij bij de voltooiing van de eerste IJzertoren gehuldigd. In mei 1940 werd hij, als vele andere Vlaamsgezinden, weggevoerd naar een Frans Kamp. Bij zijn terugkeer op 10 juli 1940 vond hij het secretariaat van de bedevaart uitgebrand, de IJzertoren beschadigd door de bom, zijn woning gedeeltelijk onbruikbaar gemaakt, zijn filmarchief (ongeveer 280.000 meter film) voor het grootste gedeelte verband. Slechts enkele filmfragmenten waren overgebleven, documenten onder andere oner Streuvels, Buysse, Permeke, Verriest, Jef Denijn, die later door de Vlaamse televisie werden gebruikt. In 1943 aanvaarddij hij het burgermeesterschap van Kaaskerke. Van oktober 1944 tot 1 juni 1948 was hij geïnterneerd. Daarna hervatte hij zijn werk als secretaris van de IJzerbedevaart. Met de verbeten moed van de oude frontsoldaat begon hij helemaal opnieuw. Hij moest het secretariaat opnieuw organiseren, het puin van de vernielde toren opruimen, de hele beweging weer op gang brengen. Hij bleef actief tot 1 september 1960, toen hij met pensioen ging en werd opgevolgd door Rik de Ghein. Sindsdien is hij lid van het IJzerbedevaartcomité.
Geschreven door:
Rolf Waegeman
Geraadpleegde werken:
- Guldenboek Temsche Ter nagedachtenis 1914-1918
- 't Getrouwe Maldegem
- Encyclopedie van de Vlaamse Beweging