Lodewijk Dosfel
Lodewijk Dosfel is geboren te Dendermonde op 15 maart 1881 en hij is gestorven in Dendermonde op 27 december 1927.
In 1901 promoveerde hij in de rechten te Leuven. In 1902 werd hij toegelaten aan de balie van Dendermonde. In 1910 werd hij rijksambtenaar. Na lang geaarzeld te hebben aanvaarde hij in augustus 1916 een benoeming tot hoogleraar aan de Vlaams universiteit te Gent. Na de oorlog verbleef hij van 1918 tot 1920 in de gevangenis. In 1920 werd hij vrijgelaten wegens ziekte. Sinds 1921 tot aan zijn dood werkte hij mee aan diverse dag en weekbladen, onder andere: De Standaard, Het Vlaamsche Land, De Tijd, Averbode's Weekblad en De Nieuwe Eeuw.
Reeds voor de oorlog had Lodewijk Dosfel een groot gezag verworven onder de Katholieke Vlaamsgezinden. Op het katholiek congres te Mechelen in 1909 maakte hij grote indruk. Hij speelde een belangrijke rol in de Vlaamse studentenbeweging, trad herhaaldelijk op als redenaar op studentencongressen, op congressen van het Davidsfonds en van de Katholieke Vlaamsche Landsbond. In de strijd voor een Vlaamse hogeschool en voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs speelde hij een vooraanstaande rol. Voor de jaarboeken van het Davidsfonds schreef hij jaarlijks een overzicht van de Vlaamse strijd. Hij schreef ook een hoofdstuk over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging voor de eerste uitgave van Vlaanderen door de eeuwen heen (1912).
Onder de schuilnaam Godfried Hermans publiceerde hij gedichten. Hij gaf van 1898 tot 1914 een tijdschrift "voor kunst en letteren" uit, Jong Dietschland. Zo kwam hij in contact met Cyriel Verschaeve. Ook op rechtskundig gebied was hij bedrijvig onder meer door de publicatie van zijn boek, De Belgische Wetten op het gebruik der Nederlandse Taal (1908). Dosfel was Groot-Nederlands gezind, beschouwde zich als een geestverwant van de organisten van 1830, was eerst "een Nederlandsche mens" en pas daarna "en Belgisch burger". Voor de oorlog stond hij buiten de politiek.
De oorlog en het activisme brachten Dosfel in een moeilijke situatie. Als hoogleraar te Gent verdedigde hij de vernederlandsing van de Gentse hogeschool tijdens de bezetting.("De vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool beschouwd met het oog op de plichten der Vlamingen jegens Vorst en Land.") in 1918 publiceerde hij een brochure van de hand van Cyriel Verschaeve, waarvan het handschrift bij het uitbreken van de oorlog in zijn bezit was, doch zonder de identiteit van de schrijver te onthullen, nl. Willem van Saeftinge, 1830-1908. Met voorwoord en enige aantekeningen, uitgegeven door Lodewijk Dosfel (1918).
Zeer belangrijk is zijn katholiek activistisch verweerschrift van 1917, waarin hij loyaal staat tegenover de Belgische entiteit, maar opkomt voor de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen en Wallonie. Het vond veel weerklank en oefende grote invloed uit. Lodewijk Dosfel was een van de meest gematigde figuren in het activisme en behield een groot gezag in Vlaanderen. Dit bleek na de oorlog , toen hij vervolgd werd: een reeks vooraanstaande Vlamingen kwam voor hem getuigen. Hij werd verdedigd door Mr. Frans van Cauwelaert en Mr. Hendrik Borginon. Op 17 juli 1920 wed hij veroordeeld tot 10 jaar hechtenis. Een gratieverzoek met 36.000 handtekeningen, waaronder van al wie naam had in Vlaanderen, werd verworpen. In december 1920 werd hij wegens ziekte in voorlopige vrijheid gesteld.
Al in 1919 was Dosfel opnieuw actief in de Vlaamse strijd. Hij was betrokken bij de oprichting van Het Vlaamsche Front, Ons Vaderland, publiceerde hij onder schuilnaam een reeks artikelen om het activisme te verklaren. Onder de schuilnaam Thomas van der Schelden reageerde hij op de brochure van Dr. A. Fierens, het Belgisch Vaderland. Een bijdrage tot de wijsbegeerte der Vlaamse Beweging (1919). Zijn brochure over het Belgisch Vaderland van Dr. A. Fierens (1919) is, na zijn Katholiek Activistisch Verweerschrift (dat na de oorlog opnieuw werd uitgegeven) een uiterst belangrijke bijdrage tot de opzet van een Vlaams-nationalistische doctrine. Na zijn veroordeling kon hij alleen nog met zijn pen en onder schuilnaam aan de Vlaamse strijd deelnemen. Niettemin bleef hij een grote rol spelen door een rusteloze activiteit en de degelijkheid van zijn geschriften. Hij werd medewerker aan het Amsterdamse dagblad De Tijd, aan het Nederlandse Weekblad De Nieuwe Eeuw en op verzoek va Dr. A van de Perre korte tijd ook, maar met tegenzin, aan De Standaard. Zijn belangrijkste artikelen verschenen echter onder de schuilnaam Thomas van der Schelden in het katholieke Antwerps Weekblad Het Vlaamsche Land, waarin hij een vrije tribune kreeg, wat hem toeliet de Vlaamse strijd op de voet te volgen. In 1923 publiceerde hij zijn antwoord op de enquete sur le nationalisme door het Franse tijdschrift Les Lettres van M. Vaussard gehouden. In Katholicisme en Nationalisme (1923) geeft hij de synthese van zijn opvattingen: de staat is geen doel op zichzelf, hij is slechts een middel. De staat moet de nationaliteiten eerbiedigen, Belgie is een staat, maar er bestaat geen Belgische nationaliteit. Er bestaat wel een Vlaamse nationaliteit, een Vlaams volk, dat door de Belgische staat niet geëerbiedigd wordt. Daarom moet deze staat hervormd worden en is federalisme de redelijke oplossing waardoor het bestaan zelf van de staat niet aangetast wordt. Het is echter een minimum: het Vlaamse volk moet een eigen statuut en een eigen gezag krijgen. Zijn uitvoerigste pleidooi voor het Vlaams-Nationalisme schreef Dosfel als antwoord op de brochure van Dr. Edm. Rubbens, Het gevaar van het nationalisme, in een reeks artikelen in Het Vlaamsche Land en daarna uitgegeven als brochure: het vraagstuk van het Vlaamsche Nationalisme. Antwoord op Dr. Rubbens "Boekje": het gevaar van nationalisme (1924).
Reeds in 1916, tijdens de oorlog, had hij in het Duits een boekje geschreven over de Vlaamse Studentenbeweging: Die Flämische Studentenbewegung. Eine Skizze ihrer Geschichte. In 1924 publiceerde hij een uitvoeriger: schets van een geschiedenis van de Vlaamsche Studentenbeweging.
Dosfel, die zeer vroom katholiek was, heeft zware gewetensproblemen gekend: hierbij speelde "de rangorde der waarden" voor hem een grote rol. Zo kwam hij ertoe het samengaan van katholieke Vlaams-Nationalisten met vrijzinnige Vlaams-nationalisten in dezelfde partij of dezelfde organisatie af te keuren. In 1922 wijzigde hij zijn houding tegenover het Vlaamsche Front. Hij meende zelfs dat zijn katholieke Vlaams-nationalisten geen eigen partij mochten stichten, om de katholieke partij niet te verzwakken. Weliswaar eiste hij voor de Vlaams-nationalisten de vrijheid om in de katholieke partij hun overtuiging en hun opvattingen te verdedigen, maar dat was een ijdele wens. Bijzonder pijnlijk was hij getroffen door de houding van de geestelijke overheid ten opzichte van het Vlaams-Nationalisme en door de vervolging van de studentenbeweging ( het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond), die hem zo na aan het hart lag. Het gezag was dan ook het thema van zijn gesprekken met priester Edward Poppe. Na het overlijden van Poppe schreef Dosfel in Het Vlaamsche Land zijn brieven aan een dode (1924). Toen hij in 1925 de dood voelde naderen schreef hij een ontroerende brief aan Cyriel Verschaeve: " ik offer mijn leven, opdat er in Vlaanderen een goed gezag zou komen."
Men heeft Lodewijk Dosfel dan ook "het geweten der Vlaamse Beweging" genoemd. Hij was een zeer eerlijk, diepgelovig, moedig man, in alles en altijd trouw aan zijn beginselen en zijn overtuiging, tot geen compromissen bereid. Hij geloofde in het Vlaams-Nationalisme als de enige redden voor zijn volk. Hoewel hij jong stierf, is zijn naam in Vlaanderen blijven leven als die van één der grote figuren uit de Vlaamse Beweging.
Geschreven door:
Rolf Waegeman
Geraadpleegde werken:
A.De Bruyne – Lodewijk Dosfel 1881-1925
Encyclopedie van de Vlaamse Beweging deel 1
De verzamelde werken van Lodewijk Dosfel